Kan
Donald Trump op 20 januari 2017 de 45ste president van de Verenigde
Staten worden? Dat de vraag nog steeds gesteld wordt ruim een jaar na het begin
van de campagne voor de voorverkiezingen geeft meteen het antwoord aan. Ja dus.
En dus is het tijd om na te gaan wat er aan de hand is en wat de eventuele
consequenties van zijn verkiezing kunnen zijn.
Trump
is op 14 juni 70 geworden en zal, mocht hij verkozen worden, de oudste Amerikaanse
president zijn ooit die voor het eerst de eed aflegt (Hillary Clinton, die 69
wordt in oktober, zou de tweede oudste zijn, na Ronald Reagan in 1981 die net
geen 70 was). Hij zal ook – op de gewezen generaals Eisenhower en Grant na – de
eerste zijn die nooit voorheen een politiek mandaat bekleedde. Trump komt uit
de wereld van het vastgoed in New York, waar hij het nog relatief bescheiden bedrijf
van zijn vader uitbouwde tot een imperium op schaal van de Amerikaanse
oostkust, dat hem enkele honderden miljoenen dollars per jaar aan inkomen
oplevert.
Hij is
een geslaagde zakenman, die ook verscheidene faillissementen van
dochterondernemingen overleefde, maar zeker geen icoon van de business community, mede omdat hij –
wijselijk – wegbleef van de beurs en dus geen openheid over zijn zaken hoeft te
geven. Trump is wel een copybook-geval van marketing van een persoonlijkheid.
In 1987 maakte hij zichzelf bekend met een van die vele verheerlijkende
manager-boeken, waarin de ghostwriter – die de voorbije maand nadrukkelijk van
hem afstand nam – vooral zijn eufemistisch bijgespijkerde persoonlijkheid
centraal stelde. Sindsdien is Trump in dat profiel ingestapt en gegroeid, wat
zijn mateloos ego vandaag tot zijn zwakste plek maakt.
Goed
gerichte investeringen in media- en sportbusiness, onder meer in golfterreinen,
baseball-ploegen en missverkiezingen –
deden de rest. De kers op de taart was zijn 14 jaar als presentator van de
succesvolle reality-show The Apprentice
op NBC, waarin de kandidaten zogezegd getest worden op hun capaciteiten om een bedrijf
te leiden. Van de weeromstuit is louter de merknaam Trump in de vastgoedwereld
inmiddels een goodwill geworden die vele
honderden miljoenen waard is.
Media
Zoals Ronald Reagan heeft Trump dus
media-ervaring zat. En zoals zijn Republikeinse voorganger veranderde hij een
paar keer van politieke strekking alvorens presidentskandidaat te zijn. Dat die politieke carrière er zou komen was
al lang verwacht, maar uiteindelijk nam hij maar de laatste trein. Hij kondigde
zijn kandidatuur aan op 16 juni 2015, in de Trump Tower in New York, als een
van de laatste Republikeinen in een peloton van 17, een ongezien aantal.
‘Hillary Clinton heeft
inmiddels viermaal zoveel geld kunnen besteden aan haar campagne als de
vastgoedbaron uit New York, maar hij heeft tweemaal zoveel niet-betaalde
media-aandacht kunnen binnenhalen als zij’
In dat
pak van identiek spinnende kandidaten, die allen hun kompas gericht hadden op
wat de laatste peilingen als mainstream-strategie deden ontwikkelen, heeft
Trump vermoedelijk bewust gekozen voor de buitenbaan, de provocatie via
gekruide uitspraken. De meest opvallende daarvan – maar er waren er vele – was
die over het ‘totaal inreisverbod' voor moslims, daags na de schietpartij in
San Bernardino in Californië door twee islamisten op 14 december. Die uitspraak
heeft hij in mei – toen hij de voorverkiezingen had gewonnen – enigszins
afgezwakt tot ‘het was maar een suggestie’.
Trump
besefte dat het er op aankwam de aandacht van de media te winnen, die dol zijn
op extremen. Die strategie heeft geloond: hij versloeg uiteindelijk verbazend
snel, en ondanks de tegenkanting van het partij-establishment, al zijn
Republikeinse tegenstanders. Zijn rivale Hillary Clinton heeft inmiddels
viermaal zoveel geld kunnen besteden aan haar campagne als de vastgoedbaron uit
New York, maar hij heeft, volgens instituten die dat allemaal volgen en meten,
tweemaal zoveel niet-betaalde media-aandacht kunnen binnenhalen als zij.
Er is
natuurlijk meer aan de hand. Met zijn radicale uitspraken en provocaties,
vooral tegen immigranten, heeft hij het oude racistische en
rechts-nationalistische publiek weer wakker geschud dat min of meer van het
politieke toneel was verdwenen na de aparte kandidatuur van George Wallace, de
Democratische gouverneur van Alabama, in 1968, die zich nog kantte tegen het
opheffen van de segregatie. Dat publiek beperkte zich toen tot de oude
zuidelijke staten van de Confederatie en was sinds het einde van de
burgeroorlog Democratisch. Nu is het potentieel verbreed naar heel het zuidwesten
van de Verenigde Staten, waar het verzet tegen immigratie uit Latijns-Amerika
het grootst is, en naar de Republikeinen.
Daar
bovenop boorde Trump, door zijn onvermijdelijke confrontatie met de
politiek-correcte elite over het thema immigratie, een enorm reservoir aan
onvrede aan bij de onderste sociale lagen van de samenleving en minstens ook de
lagere middenklasse, na de zwaarste economische crisis in tachtig jaar en
inmiddels ruim vijftien jaar feitelijk stagnerend inkomen voor wie enkel loontrekkende
is. De kern van die onvrede ligt, net als bij Marine Le Pen en Nigel Farage, in
de oude industriegebieden en haar arbeidersklasse, die ooit de steunpilaren van
Franklin Roosevelt waren.
Swing
states
De president van de Verenigde Staten wordt op 8 november verkozen op
basis van een stemmenmeerderheid in elke staat (op twee kleine na) die hem of
haar alle leden in die staat voor het federaal kiescollege bezorgt. In dat
college zijn 270 stemmen vereist om president te worden. In sommige staten
hebben de twee grote partijen traditioneel een dermate meerderheid, dat hun
kandidaten vooraf quasi verzekerd zijn van de zetels (en veel kiezers precies
daarom wegblijven).
Californië
met 55 zetels en New York met 29 gaan normaal gesproken naar Hillary Clinton,
Texas met 38 is voor Trump. Daartussen liggen de zogenaamde swing states, waar de kandidaten hun
strijd op concentreren. Florida (29) is daar traditioneel bij, maar nog meer
dan voorheen de oude industriestaten van het noordoosten: Pennsylvania (20
zetels), Ohio (20) en Michigan (16 zetels). Illinois, de thuisstaat van Barack
Obama, met ook 18 zetels, blijft waarschijnlijk Democratisch.
‘De grootste paradox
is nog dat Trump, die absoluut tot de rijkste bovenlaag van de VS behoort,
vandaag er in slaagt populair te zijn als de kandidaat van de schijnbaar
onderdrukten’
Trump
heeft inmiddels zijn electorale toeter een octaaf lager ingesteld. Zijn
toespraak op de Republikeinse Conventie in Cleveland was overwegend negatief en
pessimistisch, maar veel minder provocerend en, zoals vaak in Amerikaanse campagnes, ook messiaans: we
leven nu in de hel, ik leid U naar het beloofde land.
Maar de
vergelijking is herhaaldelijk gemaakt – bewust ook door Trump - met de Republikeinse
kandidaat en latere winnaar Richard Nixon, in het woelige jaar 1968 toen Bobby
Kennedy en Martin Luther King werden vermoord en bloedige rassenrellen
plaatsvonden. Nixon schetste toen ook sombere beelden van een land over de
afgrond, dat hij in naam van de ‘zwijgende meerderheid’ naar nieuwe horizonten
zou leiden via een herstel van wet en orde.
Nieuw vergeleken
bij toen is wel de extreme personalisering van de oplossing. Na langdurig alles
wat vandaag gebeurt in de vernieling geschetst te hebben, bleek het enige
concrete voorstel tot verandering dat Trump maakte zichzelf te zijn. Maak mij
tot president en alles wordt anders.
Ook daar snijdt hij natuurlijk zijn
boodschap op maat van de media: discussies over inhoud zijn al lang veel te
ingewikkeld geworden, het gaat om de looks,
de vibes en vooral de kleine kantjes
van de personages. Het Democratische kamp evolueert in dezelfde
richting: de hele Conventie in Philadelphia was een vaak krampachtige poging om
Hillary’s vermeende gebreken dicht te plakken met getuigenissen.
Net als
in Europa zijn de ideologieën vermolmd, en takelen de partij-structuren
razendsnel af. Dat de kandidatuur van
Trump meer Republikeinen deed registreren voor de primaries dan ooit tevoren, toont aan hoe uitgehold een partij was,
die al sinds 1980 onder controle is van een kleine kern Texanen die initieel
niet beter wist dan een derde telg van de familie Bush naar voren te
schuiven.
Hetzelfde geldt, zij het in
mindere mate, voor de Clinton-clan en de Democraten, al wist Obama dat in 2008
wel te doorbreken. De grootste paradox is nog dat Trump, die absoluut tot de
rijkste bovenlaag van de Verenigde Staten behoort, vandaag er in slaagt populair te zijn als
de kandidaat van de schijnbaar onderdrukten en als een absolute demon van het
establishment.
Revoltes via de stembus zijn niet nieuw in Washington, en onder meer Franklin Roosevelt en Ronald Reagan creëerden zo breuklijnen
in het beleid, die achteraf meevallers bleken te zijn. Barack Obama leek in
2008 dezelfde weg op te gaan, maar zijn beleid leverde amper de beloofde change op, al bleek het zowel
binnenlands als buitenlands een stuk solieder dan algemeen wordt beweerd.
Mocht
Trump winnen zal ook hij ingebed blijven in de scheiding der machten die
nergens zo groot en ingewikkeld is als in de Verenigde Staten. Ze wordt nog versterkt door het federalisme, waarin de staten en zelfs de steden eigen competenties hebben inzake bijvoorbeeld immigratiebeleid.
Zijn
buitenlands beleid zal zich, zoals zo vaak, vooral laten leiden door de
gebeurtenissen op het terrein, waarop Amerika – zeker in het Nabije Oosten - een
afnemende greep heeft. Zijn waarschuwingen aan het adres van de Europese
Navo-landen, om meer zelf bij te dragen, zijn zo oud als de Navo zelf, ook al
klinken ze ditmaal wat ruiger. Het grootste risico is zijn discours tegen
globalisering en vrijhandel. Het leeft steeds dieper bij zijn aanhang – zoals
in Europa – en riskeert vooral de cruciale relatie met China uit balans te
brengen.
Tegenstrijdigheden
Trump
maakte in de – niet noodzakelijk betrouwbare – peilingen nog voor
de twee conventies een stuk van zijn achterstand op zijn rivale goed. Hillary
Clinton is inderdaad de ongetwijfeld best voorbereide kandidate op de topjob
ooit. Retorisch is ze te koud om vonken te slaan, maar Trump is ook geen
begenadigd spreker en allesbehalve genereus. Haar grootste hoop zou moeten zijn
dat ze het enthousiasme op gang krijgt dat de kans op een eerste vrouwelijke
president zou moeten verwekken, maar daar slaagt ze niet echt in.
Voor de
rest lijkt haar campagne geplaagd door tegenstrijdigheden: ze wil change, zei ze in Philadelphia, maar hoe
verzoen je dat met de verheerlijking van Obama? Ze wil de aanhang van Bernie
Sanders warm krijgen, maar waarom haalt zij dan veruit de meeste dollars voor
haar campagne binnen? Ze wil consensus, samenhang en compromissen verdedigen en
misschien zelfs de moeder van alle Amerikanen spelen, maar twijfelt duidelijk
of dit in het extreem gepolariseerde politieke landschap van de Verenigde
Staten voldoende is om veel nieuwe kiezers naar de stembus te krijgen, altijd al het cruciale element in de Amerikaanse campagne.
Ruim
drie maanden scheiden ons nog van de verkiezingsdatum, met vooraf nog de rechtstreekse tv-debatten tussen de twee oudjes. Zoals
bij Brexit staat elke kiezer voor de keuze: zijn we de huidige gematigde maar versleten
ogende aanpak in die mate beu dat we een dwaas avontuur willen wagen? De voorbije
presidentscampagnes waren steeds gekruider voorbeelden van rauwe strijd rond
personages, met meer stampen en slagen onder dan boven de gordel. De
verwachting voor de volgende drie maanden luidt dan ook: extremely dirty, as never before.