Saturday 30 July 2016

De toeter van Trump





Kan Donald Trump op 20 januari 2017 de 45ste president van de Verenigde Staten worden? Dat de vraag nog steeds gesteld wordt ruim een jaar na het begin van de campagne voor de voorverkiezingen geeft meteen het antwoord aan. Ja dus. En dus is het tijd om na te gaan wat er aan de hand is en wat de eventuele consequenties van zijn verkiezing kunnen zijn.

 Trump is op 14 juni 70 geworden en zal, mocht hij verkozen worden, de oudste Amerikaanse president zijn ooit die voor het eerst de eed aflegt (Hillary Clinton, die 69 wordt in oktober, zou de tweede oudste zijn, na Ronald Reagan in 1981 die net geen 70 was). Hij zal ook – op de gewezen generaals Eisenhower en Grant na – de eerste zijn die nooit voorheen een politiek mandaat bekleedde. Trump komt uit de wereld van het vastgoed in New York, waar hij het nog relatief bescheiden bedrijf van zijn vader uitbouwde tot een imperium op schaal van de Amerikaanse oostkust, dat hem enkele honderden miljoenen dollars per jaar aan inkomen oplevert.

 Hij is een geslaagde zakenman, die ook verscheidene faillissementen van dochterondernemingen overleefde, maar zeker geen icoon van de business community, mede omdat hij – wijselijk – wegbleef van de beurs en dus geen openheid over zijn zaken hoeft te geven. Trump is wel een copybook-geval van marketing van een persoonlijkheid. In 1987 maakte hij zichzelf bekend met een van die vele verheerlijkende manager-boeken, waarin de ghostwriter – die de voorbije maand nadrukkelijk van hem afstand nam – vooral zijn eufemistisch bijgespijkerde persoonlijkheid centraal stelde. Sindsdien is Trump in dat profiel ingestapt en gegroeid, wat zijn mateloos ego vandaag tot zijn zwakste plek maakt.  

 Goed gerichte investeringen in media- en sportbusiness, onder meer in golfterreinen, baseball-ploegen en missverkiezingen  – deden de rest. De kers op de taart was zijn 14 jaar als presentator van de succesvolle reality-show The Apprentice op NBC, waarin de kandidaten zogezegd getest worden op hun capaciteiten om een bedrijf te leiden. Van de weeromstuit is louter de merknaam Trump in de vastgoedwereld inmiddels een goodwill geworden die vele honderden miljoenen waard is.

 Media

Zoals Ronald Reagan heeft Trump dus media-ervaring zat. En zoals zijn Republikeinse voorganger veranderde hij een paar keer van politieke strekking alvorens presidentskandidaat te zijn.  Dat die politieke carrière er zou komen was al lang verwacht, maar uiteindelijk nam hij maar de laatste trein. Hij kondigde zijn kandidatuur aan op 16 juni 2015, in de Trump Tower in New York, als een van de laatste Republikeinen in een peloton van 17, een ongezien aantal.

‘Hillary Clinton heeft inmiddels viermaal zoveel geld kunnen besteden aan haar campagne als de vastgoedbaron uit New York, maar hij heeft tweemaal zoveel niet-betaalde media-aandacht kunnen binnenhalen als zij’

 In dat pak van identiek spinnende kandidaten, die allen hun kompas gericht hadden op wat de laatste peilingen als mainstream-strategie deden ontwikkelen, heeft Trump vermoedelijk bewust gekozen voor de buitenbaan, de provocatie via gekruide uitspraken. De meest opvallende daarvan – maar er waren er vele – was die over het ‘totaal inreisverbod' voor moslims, daags na de schietpartij in San Bernardino in Californië door twee islamisten op 14 december. Die uitspraak heeft hij in mei – toen hij de voorverkiezingen had gewonnen – enigszins afgezwakt tot ‘het was maar een suggestie’.

 Trump besefte dat het er op aankwam de aandacht van de media te winnen, die dol zijn op extremen. Die strategie heeft geloond: hij versloeg uiteindelijk verbazend snel, en ondanks de tegenkanting van het partij-establishment, al zijn Republikeinse tegenstanders. Zijn rivale Hillary Clinton heeft inmiddels viermaal zoveel geld kunnen besteden aan haar campagne als de vastgoedbaron uit New York, maar hij heeft, volgens instituten die dat allemaal volgen en meten, tweemaal zoveel niet-betaalde media-aandacht kunnen binnenhalen als zij.

 Er is natuurlijk meer aan de hand. Met zijn radicale uitspraken en provocaties, vooral tegen immigranten, heeft hij het oude racistische en rechts-nationalistische publiek weer wakker geschud dat min of meer van het politieke toneel was verdwenen na de aparte kandidatuur van George Wallace, de Democratische gouverneur van Alabama, in 1968, die zich nog kantte tegen het opheffen van de segregatie. Dat publiek beperkte zich toen tot de oude zuidelijke staten van de Confederatie en was sinds het einde van de burgeroorlog Democratisch. Nu is het potentieel verbreed naar heel het zuidwesten van de Verenigde Staten, waar het verzet tegen immigratie uit Latijns-Amerika het grootst is, en naar de Republikeinen.

 Daar bovenop boorde Trump, door zijn onvermijdelijke confrontatie met de politiek-correcte elite over het thema immigratie, een enorm reservoir aan onvrede aan bij de onderste sociale lagen van de samenleving en minstens ook de lagere middenklasse, na de zwaarste economische crisis in tachtig jaar en inmiddels ruim vijftien jaar feitelijk stagnerend inkomen voor wie enkel loontrekkende is. De kern van die onvrede ligt, net als bij Marine Le Pen en Nigel Farage, in de oude industriegebieden en haar arbeidersklasse, die ooit de steunpilaren van Franklin Roosevelt waren.

 Swing states

 De president van de Verenigde Staten wordt op 8 november verkozen op basis van een stemmenmeerderheid in elke staat (op twee kleine na) die hem of haar alle leden in die staat voor het federaal kiescollege bezorgt. In dat college zijn 270 stemmen vereist om president te worden. In sommige staten hebben de twee grote partijen traditioneel een dermate meerderheid, dat hun kandidaten vooraf quasi verzekerd zijn van de zetels (en veel kiezers precies daarom wegblijven).

 Californië met 55 zetels en New York met 29 gaan normaal gesproken naar Hillary Clinton, Texas met 38 is voor Trump. Daartussen liggen de zogenaamde swing states, waar de kandidaten hun strijd op concentreren. Florida (29) is daar traditioneel bij, maar nog meer dan voorheen de oude industriestaten van het noordoosten: Pennsylvania (20 zetels), Ohio (20) en Michigan (16 zetels). Illinois, de thuisstaat van Barack Obama, met ook 18 zetels, blijft waarschijnlijk Democratisch.

‘De grootste paradox is nog dat Trump, die absoluut tot de rijkste bovenlaag van de VS behoort, vandaag er in slaagt populair te zijn als de kandidaat van de schijnbaar onderdrukten’

 Trump heeft inmiddels zijn electorale toeter een octaaf lager ingesteld. Zijn toespraak op de Republikeinse Conventie in Cleveland was overwegend negatief en pessimistisch, maar veel minder provocerend en, zoals vaak in Amerikaanse campagnes, ook messiaans: we leven nu in de hel, ik leid U naar het beloofde land. 

 Maar de vergelijking is herhaaldelijk gemaakt – bewust ook door Trump - met de Republikeinse kandidaat en latere winnaar Richard Nixon, in het woelige jaar 1968 toen Bobby Kennedy en Martin Luther King werden vermoord en bloedige rassenrellen plaatsvonden. Nixon schetste toen ook sombere beelden van een land over de afgrond, dat hij in naam van de ‘zwijgende meerderheid’ naar nieuwe horizonten zou leiden via een herstel van wet en orde.

 Nieuw vergeleken bij toen is wel de extreme personalisering van de oplossing. Na langdurig alles wat vandaag gebeurt in de vernieling geschetst te hebben, bleek het enige concrete voorstel tot verandering dat Trump maakte zichzelf te zijn. Maak mij tot president en alles wordt anders. 

 Ook daar snijdt hij natuurlijk zijn boodschap op maat van de media: discussies over inhoud zijn al lang veel te ingewikkeld geworden, het gaat om de looks, de vibes en vooral de kleine kantjes van de personages. Het Democratische kamp evolueert in dezelfde richting: de hele Conventie in Philadelphia was een vaak krampachtige poging om Hillary’s vermeende gebreken dicht te plakken met getuigenissen.

 Net als in Europa zijn de ideologieën vermolmd, en takelen de partij-structuren razendsnel af.  Dat de kandidatuur van Trump meer Republikeinen deed registreren voor de primaries dan ooit tevoren, toont aan hoe uitgehold een partij was, die al sinds 1980 onder controle is van een kleine kern Texanen die initieel niet beter wist dan een derde telg van de familie Bush naar voren te schuiven.  

 Hetzelfde geldt, zij het in mindere mate, voor de Clinton-clan en de Democraten, al wist Obama dat in 2008 wel te doorbreken. De grootste paradox is nog dat Trump, die absoluut tot de rijkste bovenlaag van de Verenigde Staten behoort, vandaag er in slaagt populair te zijn als de kandidaat van de schijnbaar onderdrukten en als een absolute demon van het establishment.

 Revoltes via de stembus zijn niet nieuw in Washington, en onder meer Franklin Roosevelt en Ronald Reagan creëerden zo breuklijnen in het beleid, die achteraf meevallers bleken te zijn. Barack Obama leek in 2008 dezelfde weg op te gaan, maar zijn beleid leverde amper de beloofde change op, al bleek het zowel binnenlands als buitenlands een stuk solieder dan algemeen wordt beweerd. 

 Mocht Trump winnen zal ook hij ingebed blijven in de scheiding der machten die nergens zo groot en ingewikkeld is als in de Verenigde Staten. Ze wordt nog versterkt door het federalisme, waarin de staten en zelfs de steden eigen competenties hebben inzake bijvoorbeeld immigratiebeleid. 

 Zijn buitenlands beleid zal zich, zoals zo vaak, vooral laten leiden door de gebeurtenissen op het terrein, waarop Amerika – zeker in het Nabije Oosten - een afnemende greep heeft. Zijn waarschuwingen aan het adres van de Europese Navo-landen, om meer zelf bij te dragen, zijn zo oud als de Navo zelf, ook al klinken ze ditmaal wat ruiger. Het grootste risico is zijn discours tegen globalisering en vrijhandel. Het leeft steeds dieper bij zijn aanhang – zoals in Europa – en riskeert vooral de cruciale relatie met China uit balans te brengen.

Tegenstrijdigheden

 Trump maakte in de – niet noodzakelijk betrouwbare – peilingen nog voor de twee conventies een stuk van zijn achterstand op zijn rivale goed. Hillary Clinton is inderdaad de ongetwijfeld best voorbereide kandidate op de topjob ooit. Retorisch is ze te koud om vonken te slaan, maar Trump is ook geen begenadigd spreker en allesbehalve genereus. Haar grootste hoop zou moeten zijn dat ze het enthousiasme op gang krijgt dat de kans op een eerste vrouwelijke president zou moeten verwekken, maar daar slaagt ze niet echt in.

 Voor de rest lijkt haar campagne geplaagd door tegenstrijdigheden: ze wil change, zei ze in Philadelphia, maar hoe verzoen je dat met de verheerlijking van Obama? Ze wil de aanhang van Bernie Sanders warm krijgen, maar waarom haalt zij dan veruit de meeste dollars voor haar campagne binnen? Ze wil consensus, samenhang en compromissen verdedigen en misschien zelfs de moeder van alle Amerikanen spelen, maar twijfelt duidelijk of dit in het extreem gepolariseerde politieke landschap van de Verenigde Staten voldoende is om veel nieuwe kiezers naar de stembus te krijgen, altijd al het cruciale element in de Amerikaanse campagne.


 Ruim drie maanden scheiden ons nog van de verkiezingsdatum, met vooraf nog de rechtstreekse tv-debatten tussen de twee oudjes.  Zoals bij Brexit staat elke kiezer voor de keuze: zijn we de huidige gematigde maar versleten ogende aanpak in die mate beu dat we een dwaas avontuur willen wagen? De voorbije presidentscampagnes waren steeds gekruider voorbeelden van rauwe strijd rond personages, met meer stampen en slagen onder dan boven de gordel. De verwachting voor de volgende drie maanden luidt dan ook: extremely dirty, as never before.

Friday 15 July 2016

Van Nice tot Mosul


 ‘Ze stimuleren het dat elk gestoord individu dat vandaag een misdaad wil begaan de vlag van IS mag uitdragen’, zo verklaarde Breth McGurk, de speciale gezant van president Obama die belast is met de coördinatie van de Coalitie tegen IS, op 28 juni voor de Commissie van Buitenlandse Zaken van de Amerikaanse Senaat. ‘En naarmate ze meer terrein verliezen, gaan ze via het internet meer en meer lone wolves trachten te inspireren tot dat soort aanvallen’, voegde hij er aan toe.

  Donderdagavond was het dan zover in Nice. Een 31-jarige Tunesiër die al lang in Frankrijk woont, in het leven mislukt was, alcohol dronk en regelmatig varkensvlees at, reed om kwart voor elf  met een gehuurde vrachtwagen in volle vaart in op de massa op de Promenade des Anglais in Nice, die net het vuurwerk van 14 juillet had bijgewoond. Pas na twee kilometer werd hij door de politie doodgeschoten, met een vijftigtal kogels, nadat hij zelf zijn handpistool herhaaldelijk had afgevuurd. De aanslag kostte het leven aan minstens 84 mensen onder wie veel kinderen.

  Het onderzoek zal moeten uitmaken of er een band is met IS. De dader lijkt een lone wolve, zoals die van de aanslag op een dancing voor homo’s in Orlando in Florida op 12 juni, waarbij 50 doden vielen. Die ging met machinegeweren te werk, en beriep zich luidkeels op IS. Maar het FBI kon tot op vandaag geen directe link met het ‘kalifaat’ vaststellen. 

 Hoe het vermoedelijk te werk gaat vertelde McGurk op 28 juni: ‘We zijn er van overtuigd dat het zenuwcentrum Al Raqqah is. Herinnert U zich de zogenaamde Jihadi John (de Britse Syrië-strijder die vermoedelijk op een paar video’s de onthoofdingen van gijzelaars uitvoerde)? Hij was ook een computer-hacker, hun nummer een inzake het inspireren van mensen in het westen tot terreurdaden. Hij deed dat de hele dag, vanuit een appartement in Al Raqqah, waar ook een honderdtal burgers woonden. Het was een dilemma: schakelen we hem uit, met die honderd onschuldige burgers erbij? We hebben gewacht tot hij zich buiten begaf en dan toegeslagen’. De man werd inderdaad op 12 november vorig jaar door een Amerikaanse drone geliquideerd. 

 En dus is het daarom dat de Franse premier Manuel Valls keer op keer na aanslagen verklaart dat ‘wij in oorlog zijn’. In oorlog met een terroristische militie, die tegelijk een regering is van een gebied zo groot als Ierland, en met tien miljoen inwoners, over de grens van Syrië en Irak heen, tussen Aleppo, Bagdad en Mosul en met de Eufraatvallei tussen de Iraakse hoofdstad en de Turkse grens (1000 km in totaal) als centrale ader. 

 McGurk was zo mogelijk nog explicieter over de aanslagen in Brussel en Parijs: hij omschreef die als complexe operaties, ‘die een hele tijd geleden georganiseerd zijn, zelfs voor we gebied van hen begonnen te heroveren’, dus al vroeg in 2015. Hij noemde daar ook expliciet Al Raqqah voor als zenuwcentrum. Dat is het centrale bolwerk van het ‘kalifaat’, een stad in het noorden van Syrië die voor de verovering door IS in 2014 220.000 inwoners telde.

  Die is via een 100 km brede strook land en een andere stad, Manbij (75.000 inwoners), verbonden met de Turkse grens bezuiden Gaziantep, waarlangs tot voor kort de meeste Syrië-strijders uit Europa binnenkwamen, en ook weer buitengingen, op weg naar hun doelen in Europa en Turkije zelf. Vandaar, aldus McGurk, dat rond Manbij sinds 31 mei een offensief begonnen is dat de IS-strook tot de stad tot 50 km heeft gereduceerd.



IS op terugtocht

 

 Dat offensief is - vereenvoudigd gezegd - een kluwen van Koerdische troepen (3500 man ongeveer) met westerse luchtsteun (maar zonder Turkije vanwege de Koerden), geregelde Syrische strijdkrachten met steun van Hezbollah uit Libanon en de Russische luchtmacht, en Syrische oppositie rond het nabije Aleppo waartoe ook de lokale tak van al Qaeda behoort. Maar de troepen van IS blijken zich tot het uiterste in te spannen om de cruciale positie van Manbij te handhaven, met onder meer een verhoging van het aantal rijdende zelfmoordcommando’s. Het offensief is voorlopig gestuit. 

 Vanuit Al Raqqah heeft IS wel aan alle potentiële Syrië-strijders verkondigd dat het voortaan beter is naar Sirte, in Libië, te trekken in plaats van naar de Turks-Syrische grens. Het ‘kalifaat’ dat in 2014 plots expandeerde, is duidelijk op de terugtocht. Ramadi, Fallujah en Tikrit (de stad van wijlen dictator Saddam Hoessein), drie van zijn opvallendste veroveringen in Irak toen, heeft het de voorbije maanden opnieuw kwijtgespeeld. Minder Syrië-strijders melden zich, IS-leiders worden voortdurend gedood via aanvallen met vliegtuigen of drones, het aantal deserties en terechtstellingen van al dan niet vermeende deserteurs neemt toe. 

 Na twee jaar en een langzame start lijkt Operatie Inherent Resolve van de Coalitie inderdaad onder stoom te komen. Die Coalitie telt officieel 66 leden, maar staat onder leiding van de Verenigde Staten die - volgens een Franse schatting - 90 % van alle luchtaanvallen voor hun rekening nemen, de meeste Special Forces op het terrein hebben en de diverse luchtstrijdkrachten coördineren vanuit hun basis in Qatar. Washington heeft zijn inzet, net als Frankrijk en in mindere mate Groot-Brittannië, in alle stilte opgevoerd. 

 McGurk verzekerde, zij het zonder groot succes bij de twijfelende senatoren, dat de VS ditmaal verkiezen stap voor stap te gaan. Eerst worden lokale coalities gebouwd die soldaten en een stabiel bestuur van het veroverde gebied achteraf kunnen verzekeren, en pas dan wordt tot de aanval overgegaan. Ook wordt voorzichtig omgesprongen met het risico op burgerslachtoffers. Tot driemaal toe suggereerde hij dat het met het ‘kalifaat’ voor volgende zomer afgelopen zou kunnen zijn. 

 De grote schok wacht echter nog: Mosul, een stad in het noorden van Irak die voor de verovering door IS in 2014 ruim twee miljoen inwoners telde. De voorbereiding van het finale offensief door de langzaam weer opgebouwde Iraakse strijdkrachten, lokale milities en de luchtmacht en Special Forces van de Coalitie is al een tijdje aan gang, al zal het wel wachten zijn tot de grote zomerhitte voorbij is. 

 Tenzij de IS-troepen daar inmiddels volledig gedemoraliseerd zijn, wordt de verovering hoe dan ook een militaire krachttoer, zeker als men het aantal doden beperkt wil houden. Politiek wordt de uitdaging nog groter: Mosul, aan de Tigris tegenover het oude Ninive (de grootste stad van de wereld in de 7de eeuw voor Christus), is een multicultureel kluwen bij uitstek, waarin ook voor 2014 de spanningen groot waren en IS inmiddels diverse minderheden ‘etnisch gezuiverd’ heeft. De nabijheid van rijke oliebronnen maakt de cocktail rond.

 F-16's



 Het is in de buurt van Mosul dat in de nacht van 5 op 6 juli  4 Belgische F-16’s samen met twee Franse Mirages 2000D een bombardement uitvoerden. Ze mikten op wat het Franse leger - dat het bericht bekendmaakte - omschreef als ‘een omvangrijke site van Daesh waar artisanale bommen gebouwd en bewaard worden’. De vliegtuigen waren vertrokken vanuit de 1000 km westelijker gelegen basis van Al Azraq in Jordanië en keerden daar veilig terug.

 Het was - voor zover bekend - de eerste keer dat het Belgische luchtmacht-detachement van zes F-16’s weer in actie trad, na zijn vertrek uit Kleine Brogel op 27 juni. De Belgen, in totaal 120 man, waren tussen 1 oktober 2014 en eind juni 2015 al een eerste maal actief in Irak, en werden nadien door de Nederlandse Luchtmacht afgelost. De zes Nederlandse F-16’s keerden op 30 juni naar hun basis in Volkel terug voor onderhoud, na in een jaar zowat 1800 raketten en bommen te hebben gedropt. 


 Betrof de eerste Belgische missie, ruim een jaar geleden, enkel het grondgebied van Irak, dan is de huidige, net als de Nederlandse voor haar, uitgebreid tot het grondgebied van Syrië. Dat gebeurde via een beslissing van de ministerraad van 13 mei, die aan een bescheiden parlementair debat werd onderworpen in de Verenigde Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging van 18 mei, dat zelf uitliep op een resolutie, die op 30 juni door de Kamer werd gestemd. 

 Over de juridische motivering van de actie op het grondgebied van een land zonder toestemming van de regering daar, werd uitgebreid gebakkeleid in de Kamer. Een reden daarvoor was dat de regering behoorlijk omfloerst bleef inzake de band tussen de aanslagen bij ons, en de oorlog met het vermeende ‘kalifaat’ van IS in Syrië en Irak. Premier Michel sneerde zelfs naar ‘diegenen die onmiddellijk tot actie overgingen en beslissingen aankondigden’. Dat sloeg op de Franse reactie na de Bataclan-aanslagen van 13 november 2015 in Parijs. President Hollande zei toen dat het land in oorlog was en kondigde bombardementen aan, en het uitsturen van het vliegdekschip Charles De Gaulle, dat na enkele maanden met stille trom terugkeerde.


Fascisme 


 Finaal blijft, als IS al verslagen zou worden en ontdaan van het grondgebied waaruit het terrorisme organiseerde, de grootste vraag: kan de stabiliteit terugkeren in die twee landen, Syrië en Irak, waar vijfduizend jaar lang dozijnen volkeren en godsdiensten zijn langsgekomen en talen, culturen en minderheden hebben achtergelaten? Tot op heden kwam die stabiliteit er maar via de meest verschroeiende dictaturen, genre Assad en Saddam. Om tot een internationale regeling te komen is de grootste hinderpaal de rivaliteit tussen de VS en Rusland, en tussen Iran en Saoedi-Arabië, met de EU, maar zelfs Frankrijk en Groot-Brittannië, in een kleine bijrol. Israël en Turkije blijven stilzwijgend op vinkenslag. 

 Voor België moet de oorlogstrofee een vermindering van het risico op terrorisme zijn. Maar zoals alle instanties nadrukkelijk waarschuwen zal de ondergang van IS - als die al lukt - ongetwijfeld gepaard gaan met laatste stuiptrekkingen onder de vorm van meer aanslagen. En zal het ideologische vuur van geradicaliseerde en van revolutionaire daden dromende jongeren in dienst van extreem reactionaire motieven - vergelijkbaar met het enthousiasme dat het fascisme bij velen opriep in Europa tussen de twee Wereldoorlogen - in de Arabische en bredere islamitische wereld nog een hele poos aanwezig zijn. ‘Veertigduizend buitenlandse moslims zijn zich de voorbije jaren bij IS komen melden’, wist McGurk te vertellen, ‘dat is meer dan in de jaren tachtig tegen de Russen in Afghanisten. En we weten wat daarvan geworden is.’

Saturday 2 July 2016

De krimp van Italië







Een week na de beslissing tot Brexit zijn de schokgolven nog lang niet uitgedijd. Eén van de neveneffecten is in West-Europa amper opgemerkt geworden. Maandagmorgen wisten diverse Italiaanse media te melden dat de regering in Rome 40 miljard euro staatsteun wil geven aan noodlijdende Italiaanse banken. De Europese Commissie, bij monde van zijn Letse vice-voorzitter Valdis Dombrovskis, heeft al laten weten dat ze de zaak ‘bespreekt’.

 Italië incasseerde van de wereldwijde bankcrisis van september 2008 relatief weinig schokken, omdat zijn financiële sector nog sterk versnipperd is, en maar beperkt opengebroken voor internationale concurrentie. De Eurocrisis zorgde voor meer storm, maar ook dan hield het bankensysteem stand. Boosdoener was de hoge globale Italiaanse overheidsschuld, die op 105 % van het bbp stond in 2008 en sedertdien gestegen is naar 132 %. Dat had en heeft de potentie van een paniek-uitbraak dat het land nooit zal kunnen terugbetalen, zoals in en om Griekenland sedert 2009. Maar mede door de lage privé-schuldgraad, de beperkte buitenlandse schuld en een redelijk jaarlijks begrotingsdeficit (vergelijkbaar met België: gestegen naar - 5 % bbp in 2009, maar ondertussen teruggebracht tot ca. 2,5 %) is de twijfel over Italië’s financiële betrouwbaarheid toch minder groot dan in Athene.

 Dat er desondanks nu geld nodig is, heeft met een  dieper fenomeen te maken: Italië groeit economisch nauwelijks nog, al 20 jaar. Italië’s per capita inkomen daalde tussen 1992 en 2012 van een niveau van 71 % van het niveau van de Verenigde Staten naar vandaag nog 58 %. Zijn bbp groeide tussen 1999 en 2008 met een gemiddelde van 1,2 % reëel per jaar, maar kromp tussen 2009 en 2014 met 10 %. Italië is een van de meest vergrijzende landen van het continent, amper gedereguleerd, en met hoge belastingen (weliswaar getemperd door vele sluipwegen naar ontduiking).

 Het resultaat van die lage groei is dat de Italiaanse banken nu met een vrij hoog percentage aan slechte leningen zitten, zo’n 18 %, verleend aan kleine en grote particulieren en bedrijven. Daar komen dan de smeltende winstmarges bij door de uitermate lage en zelfs negatieve rente. De Brexit-schok bracht de financiële markten tot de redenering dat misschien een recessie wacht en dus de intrestvoeten zeker niet omhoog zullen gaan. Gevolg: alle banken verloren fors in hun aandelenkoersen. De aandelen-index van Italiaanse banken noteert nu 35 % lager dan begin dit jaar.

 Dat is het punt waar de regering van eerste minister Matteo Renzi zich vorig weekeinde genoodzaakt zag in te grijpen. Er is echter een probleem: sinds de bankencrisis verplicht een Europese richtlijn van 2014, die Italiaanse wet werd in november vorig jaar, de overheid, vooraleer zelf in eigen zak te tasten, eerst de aandeelhouders, dan de obligatiehouders en dan de spaarders van de bank aan te spreken, voor minstens 8 % van het vereiste bedrag. De Italiaanse regering poogde eind vorig jaar de nieuwe regels een eerste keer uit, toen 10.000 obligatiehouders van vier kleine noodlijdende provinciale banken werden aangesproken om hun geldinstituut te herkapitaliseren. Het bekwam haar slecht. Hoe dan ook is er privé nauwelijks nog kapitaal te mobiliseren voor de noodlijdende banken. En dus moet de regering  in Brussel bij de Europese Commissie aandringen op een soepele interpretatie van de regels. Die lijkt daar wel toe bereid.


Populisme



 Voor de Italiaanse premier, die begin 2014 via een paleisrevolutie in zijn socialistische Partido Democratico aan de macht kwam als jonge, beloftevolle hervormer, is dit de zoveelste moeilijkheid. Zoals zijn voorgangers is ook hij met niet eens zo ambitieuze hervormingen verstrikt geraakt in het moeras van de politieke besluitvorming in Rome. De regering daar is altijd een conglomeraat van partijen, en misschien nog meer van regio’s en van oudsher zeer machtige steden, waarin zelden goed zichtbare machtsintriges vrij spel krijgen in een parlement met twee kamers dat even machtig is als dat van Frankrijk in de Vierde Republiek. Daar bovenop komen, als van oudsher, nieuwe corruptieschandalen, onder meer in het bestuur van de hoofdstad.

 Mede daardoor draaiden de lokale verkiezingen in Rome op 19 juni uit op een klinkende overwinning, met 67 % van de stemmen, voor de jonge Virginia Raggi van de Movimento Cinque Stelle (MCS, zie foto). Die ‘Vijfsterrenbeweging’ van de voormalige komiek Beppe Grillo haalt al enkele jaren gemakkelijk 10 tot 25 % bij de vele verkiezingen in Italië, en veroverde op 19 juni in de tweede ronde ook de sjerp van het aloude rode bastion Turijn.

 Grillo en de Movimento worden ‘populistisch’ genoemd, en schuwen de demagogie inderdaad niet. Maar hun wortels liggen eerder in liberale en groene dan in de rechtse hoek, met initieel vooral een sterke nadruk op directe democratie. De beweging zit in het Europees Parlement in de eurosceptische groep van Nigel Farage, al neemt zij daar een iets gematigder houding aan dan de Britten. Grillo speelt graag in op het idee dat het Italië’s toetreding tot de euro eind de jaren negentig is, die een einde heeft gemaakt aan de economische opbloei van het land. Dat idee is echter niet alleen verspreid onder eurosceptici, maar ook onder Italiaanse politici en economisten zonder enige band met de MCS.

 Italië is moeilijk bestuurbaar. Radicale economische vernieuwingen hebben er nooit een kans gekregen. Dat hoeft - zeker op korte termijn - niet altijd een nadeel te zijn, zoals tijdens de bankcrisis bleek. En dus loste Italië zijn economische problemen in de jaren tussen 1945 en 1999 altijd op met een devaluatie van de nationale munt, de lire, om de vijf à tien jaar. Die kans is er nu niet meer en dus gaan meer en meer Italianen denken dat het de schuld van de euro is dat hun land economisch achteruitboert.

 Die kritiek is niet helemaal ten onrechte, maar minstens evenzeer spelen de vertragingen mee van het land in de aanpassing aan de globalisering. De eigen ooit zo glorieuze auto-industrie is tegenwoordig op de binnenlandse markt - die zelf met een derde gekrompen is sinds 2007 - enkel nog in het segment van de allerkleinste wagens dominant, haalt in de andere segmenten zelfs geen 20 % marktaandeel meer.

 Zo worden de volgende verkiezingen in Italië haast zeker een strijd om de vraag of het land zich blijft inschakelen in de globalisering, met de EU en nog meer de euro als symbool daarvan. Een potentieel bijkomend destabiliserend element is de immigratie. Sinds de Balkan-route is afgesloten en de EU een deal met Turkije maakte, worden door de Italiaanse kustwacht vele honderden immigranten per dag op zee opgepikt.

 Die volgende verkiezingen moeten ten laatste begin 2018 plaatsvinden. Het zou ook vroeger kunnen, want premier Renzi heeft zijn lot verbonden aan de goedkeuring in een referendum in oktober van een hervorming van het loodzware tweekamerstelsel, waarbij de senaat minder bevoegdheid zou krijgen. Het feit dat vele partijgenoten hun voorzitter nu al oproepen om van die belofte af te stappen, toont aan dat de twijfel groot is.

 Pikant detail bij dit alles is dat Renzi in 2015 nieuwe kieswet liet goedkeuren. Die waarborgt dat 340 van de 640 zetels in de Italiaanse Kamer van Volksvertegenwoordigers automatisch naar de grootste partij gaan. De rest wordt proportioneel onder de andere partijen verdeeld. Als de grootste partij meteen 40 % of meer haalt, dan wordt die meerderheid toegekend zonder tweede stemronde. Anders vechten de twee grootste partijen van de eerste ronde in een tweede ronde uit wie de absolute meerderheid toegewezen krijgt.

 Het vertrekpunt van de hervorming was de uitslag van de parlementsverkiezingen van februari 2013 toen de socialisten en de partij van Silvio Berlusconi elk 30 % van de stemmen behaalden, en Grillo’s MCS 25 %. Maar sinds de lokale verkiezingen van de voorbije maand valt niet meer uit te sluiten dat ook Grillo de gewaarborgde meerderheid binnenrijft, met een programma waarin de uitstap van Italië, minstens uit de eurozone, prominent vooraan staat.

Moeras


 Zelfs in dat eventuele geval is het overigens nog niet zeker dat een kabinet-Grillo dat programmapunt zou kunnen realiseren. Het hangt af van de Senaat: in het oude systeem heeft die geen meerderheidsbonus, in Renzi’s voorstel - dat in oktober aan de kiezer wordt voorgelegd - wordt dat een kamer die samengesteld wordt in het verlengde van lokale en regionale verkiezingen, zoals de Duitse Bundesrat. Die nieuwe Senaat wordt veel kleiner en verliest veel macht, maar blijft bevoegd voor de Europese verdragen, referenda en grondwetsherzieningen. In beide scenario’s blijft hij dus in staat een meerderheid van Grillo in de Kamer af te slijpen. Grillo zou dan een populair referendum kunnen uitproberen, met voldoende handtekeningen in de bevolking, maar de wettelijkheid van elk voorstel moet eerst getoetst worden door het Grondwettelijk Hof, dat in het verleden er al vele verworpen heeft.

 Met andere woorden: de Italiaanse politieke besluitvorming blijft een voldoende moeras om ook populisten die de macht zouden veroveren een tijd zoet te houden en te doen verslijten. Maar dat het thema van lidmaatschap van de eurozone bij een van de oorspronkelijke stichters van de Unie steeds meer een politiek heet hangijzer wordt, staat buiten kijf.