Er waart een spook door
de westerse wereld, het spook van het populisme. Vele geschrokken opiniemakers
verspillen vandaag, na de overwinning van Donald Trump, hun energie aan het
bewijzen van het eigen gelijk. Ze trachten krampachtig aan te tonen dat de man
die op 20 januari president wordt onbekwaam en gevaarlijk is. De nuttige zoektocht
is echter die naar het terugwinnen van voldoende ontevreden kiezers om het
politiek bestel opnieuw van stabiliteit te voorzien. Dat betekent
onvermijdelijk dat dit bestel en zijn inhoud een stuk moeten veranderen.
Trumps weg naar het Witte Huis moet al
een scenario-in-opbouw in Hollywood zijn, omdat het verhaal perfect beantwoordt
aan de absolute norm voor een goede film: had dit twee jaar geleden als fictie
ingediend en men had het als ongeloofwaardig
afgewezen. Als absolute outsider, die tegen zijn eigen partij in, in een
rol als multi-miljonair die zich profileert tot spreekbuis van de onderdrukten,
onderweg ook nog eens alle - maar dan ook alle - regels van een spin-campagne
overtreedt, heeft de Newyorkse zakenman sterker gedaan dat wat Peter Sellers in
1979 in zijn laatste onvergetelijke film uitbeeldde: Being There, het verhaal van een slome ongeletterde
tuinman die enkel tv kijkt en tuinwijsheden uitstamelt, en die het tot
president schopt.
Wat president Trump in de praktijk
levert zullen de komende weken en maanden leren. Zoals Henry Kissinger ooit
schreef, zijn het de feiten en de gebeurtenissen van elke dag die de agenda dicteren
en elke vorm van vooraf gevormde ideeën en beleidsvisies droogleggen. Afgaande
op Trumps aanvaardingstoespraak in de verkiezingsnacht, kan het nog meevallen.
Dit was geen fakkeltocht op Unter den
Linden (foto: de parade van de hyena’s
in Disney’s Lion King, geïnspireerd
op Hitlers parade van 30 januari 1933), niet eens een mooi gestroomlijnde
rede met briljante rethoriek à la Obama. Dit was improvisatie van een oude en
op dat uur duidelijk ook zeer vermoeide man, die zelf van slag leek door wat
hem was overkomen. Daarbij probeerde hij meteen alle modder van de campagne van
zich af te schudden - ‘politics is nasty’
- en keek hij bijna smekend naar zijn ploeg van Republikeinen, in de hoop dat
ze hem zullen helpen. Het wordt nu al uitkijken naar het boek dat onthult met
welk doel Trump begin 2015 aan de campagne begonnen is, en of hij inderdaad
toen geloofde kans te maken.
‘Democratie
is, naar het woord van Churchill, het slechtste bestuurssysteem, op alle andere
na’
Natuurlijk heerst er paniek in de
gevestigde orde, nog meer dan na de Brexit, nu alle conventionele regels zijn
weggeveegd. Marketeers, peilers, media, politologen en alle experts die de even
talrijke als vederlichte talkshows op de buis afdweilen, moeten hun handboeken
herzien. Politici beseffen dat het fout zit met de greep die zij op hun
achterban dachten te hebben, en dat hun job dus bedreigd is. Aan de top van de
samenleving groeit daardoor de neiging om naar het fameuze zinnetje te grijpen
dat Berthold Brecht in 1953 neerschreef, enkele weken na de neergeslagen
arbeidersopstand in de DDR: kunnen we geen ander volk kiezen? Dat is echter zinloos,
want dat werkt zo niet in een democratie.
Zeer zeker heeft die democratie ooit
Adolf Hitler opgeleverd, zoals de communistische leiders in de Sovjetunie
tijdens de Koude Oorlog niet nalieten te benadrukken, telkens het Westen met
pleidooien voor dat systeem kwam aandraven. Democratie is niet feilloos. Ze
geeft via het algemeen stemrecht aan de grootste domkop onder ons evenveel
macht in de stembus als aan het grootste genie. Terecht trouwens, want niemand
van ons kan de pretentie opeisen om objectief te kunnen zeggen dat hij of zij
de vermeende dommen van de vermeende slimmen kan scheiden. Daardoor is
democratie, naar het woord van Churchill, het slechtste bestuurssysteem, op
alle andere na. Of zoals wijlen Volksunie-voorzitter Hugo Schiltz verzuchtte
telkens het Vlaams Blok weer groter werd: ‘de kiezer heeft altijd gelijk, ook
als hij ongelijk heeft’.
Rockefeller
Het helpt niet te razen, te vloeken,
te tieren, te huilen of wanhopig te zijn, en evenmin de eigen overtuigingen
overboord gooien. Wel moet men aanvaarden dat er een meerderheid van nieuwe
meningen is ontstaan, die de maatschappij anders wil boetseren, en waar men,
als men ooit nog macht wil om de eigen overtuigingen om te zetten, rekening mee
zal moeten houden. Bovenal vraagt zo’n ‘revolution
at the ballot box’ dat politici van traditionele partijen voor de spiegel
gaan staan: heb ik de voeling met de kiezer verloren? Analyseer ik scherp
genoeg waar de ontevredenheid vandaan komt, en is die al dan niet terecht? En
wat doe ik hiermee?`
Daarbij moet men ook verder kijken
dan Marine Le Pen, waarvan de roots toch wat fascistische klei meehebben, of
Nigel Farage, de bijwijlen zelfs geestige spreekbuis van Murdochs tabloids.
Luister naar de taal waarmee ze scoren: tegen migratie, tegen globalisering
(inbegrepen de Europese Unie), tegen het establishment. Heel weinig voor iets
bepaald. Geraak niet meteen in shock over de eerste twee waarvan velen dachten
dat ze goed waren voor de samenleving. Misschien is gewoon de aanpak van die
goede ideeën verkeerd uitgedraaid? Of moeten we toch zelf die ideeën in vraag
durven stellen?
‘De nieuwe rijken in Californië en New York hebben evenzeer vergeten - mede omdat er geen efficiënte vakbonden en socialisten meer zijn - dat de pendant van rijkdom een verhoogde sociale verantwoordelijkheid is’
Wat dieper kijkend merkt men een
opstand tegen een wereld-verbeterende samenleving, die in haar eigen karikatuur
vooral door politieke correctheid uitblinkt. Wij Europeanen, en nog meer de
Amerikanen, willen de wereld naar westers model kneden. Daarvoor bekijken wij
migratie in de eerste plaats als een humanitaire nood, moet onze
ontwikkelingshulp liefst geen eigenbelang nastreven, willen we handel drijven
met de hele wereld op gelijke voorwaarden, hopen we vrede te stichten met
kredieten en zonder dekking van wapens, denken we dat we, meer dan de andere
werelddelen, de planeet moeten redden die voor de klimaatondergang zou staan. Het
zijn allemaal verdedigbare en zelfs mooie, genereuze verhalen. Maar wie goed
luistert hoort dat precies al dit verworpen wordt door de ‘populisten’ en hun
kiezers.
Dan kom je op de nog diepere
oorzaak, de echte. Sinds acht jaar gaat het westen economisch niet meer
vooruit, Amerika nog een beetje, Europa als geheel niet meer, wat betekent dat
Oost-Europa nog groeit en Zuid-Europa fors achteruit boert. In de dagelijkse
realiteit van elk land betekent zo’n nul-gemiddelde dat er nog enkelen goed
vooruitgaan, velen stagneren of achteruitgaan, en dat de herverdeling sowieso
stokt of omgekeerd wordt. Onder het macro-beeld van stagnatie gaan miljoenen schrijnende individuele
verhalen schuil.
Het is geen toeval dat de Democraten
van Hillary Clinton enkel nog wonnen in Californië en New York en een paar
andere staten van de nieuwe economie van de miljardairs van Google, Apple en
andere Facebooks. Die regio’s zijn wel nog vooruitgegaan, maar de nieuwe rijken
hebben evenzeer vergeten - mede omdat er geen efficiënte vakbonden en
socialisten meer zijn - dat de pendant van rijkdom een verhoogde sociale
verantwoordelijkheid is. En dus heeft de rest van Amerika de vinger opgestoken
en stemt die legendarische broedhaard van links, de arbeidersklasse, voor de
Republikeinen (in Noord-Frankrijk haalt het FN zijn beste scores in de
intrieste en verloederde oude communistische bastions). De internet-reuzen zullen
straks - niet noodzakelijk al onder Trump - evenzeer tot sociaal gedrag
gedwongen worden als honderd jaar geleden de Rockefellers en de Carnegies.
Slipje
Er is anders gezegd, het voorbije
decennium in de westerse wereld heel veel frustratie opgehoopt. De basis
daarvan is sociaal-economisch. Maar de uitlaatklep, vaak ook met racistische
ondertonen, is de reactie tegen migratie, vrijhandel en bij Trump ook het
klimaatbeleid. Natuurlijk lokt dat heel emotionele reacties uit: de twee
laatste zijn ideologische stokpaardjes, de eerste met de voeten treden lijkt
een misdaad tegen menselijkheid, de racistische saus die alles doordringt
klinkt hoe dan ook afschuwelijk bekend.
En toch is de essentie van de
boodschap die van de populistische kiezers uitgaat misschien toch goed te
begrijpen: stop met de wereld te verbeteren op een dermate kostelijke manier
dat - bij jarenlange stagnatie in de inkomsten - onze eigen sociale noden, de
stabiliteit van onze welvaart of onze eigen groeikansen er bij inschieten. De
link tussen de realiteit van de stagnatie en de expansie van het wereld-verbeterende
beleid is in de concrete feiten weliswaar veel minder groot dan in de geesten
van de ontevreden kiezers, maar dat is een vaststelling waar men in de huidige
context weinig mee opschiet.
En er zijn waarschijnlijk ook heel
wat beleidslijnen voor verbetering vatbaar. Eerder signaleerden we al dat de
vrijhandel ook aan een wet van dalende meeropbrengsten onderworpen schijnt te
zijn. Paul de Grauwe, de Vlaamse economist van de Londen School of Economics,
merkte onlangs op dat de milieukost van al het transport in die vrije
wereldhandel niet echt meegerekend wordt. Ruim twintig jaar geleden al
signaleerde een Groen Europarlementslid, Paul Staes, die problematiek op een
persconferentie aan de hand van een piepklein slipje waarvan de elastiek, de
stof en het label vanuit drie uithoeken van Europa waren getransporteerd en dan geassembleerd.
Vooral is met de toenemende
vrijhandel van de jongste decennia steeds minder rekening gehouden met de
sociale neveneffecten van het afbreken van handelsbarrières, iets wat een Jean
Monnet bijvoorbeeld in de beginjaren van de Europese Unie wel nadrukkelijk
deed. Vrijhandel verlaagt de prijs van een product door het te laten
vervaardigen op de plek waar dat het meest efficiënt en het goedkoopst gebeurt.
Maar hij vernietigt ook jobs bij de minder productieve concurrenten en dwingt
hen tot het zoeken van ander werk. Die overgang begeleiden en aanvaardbaar
maken is wel het minimum dat men bij vrijhandelsakkoorden mag verwachten.
‘Je
hebt in de westerse samenleving een al reuzengroot
en nog groeiend sociaal probleem van
laaggeschoolde arbeidskrachten dat je zeker niet oplost met
alleen
maar meer sociale zekerheid’
Migratiebeleid is overduidelijk voor
verbetering vatbaar. Er is principieel geen bezwaar tegen het aantrekken van
arbeidskrachten uit het buitenland en tegen het opvangen van reële
vluchtelingen. Alleen blijkt het aanpassingsvermogen van een samenleving - en
dan zeker een met stagnerende inkomsten - beperkt. Vluchtelingen van culturen
met een ingebakken aversie voor het westen - de Arabische bijvoorbeeld -
blijken duidelijk moeilijker integreerbaar dan andere. Teveel arme migranten
ineens opvangen leidt tot exploderende kosten en een crowding-out van de lokale
rechthebbenden op sociale hulp, die het louter statistisch beter hebben dan de
nieuwkomers en dus minder recht kunnen laten gelden. Migratie is in beperkte
hoeveelheden doorgaans een zegen, in overvloedige mate en bij een slecht
georganiseerde opvang en integratie een recept voor algemene verarming. De
inkomensstatistieken van Antwerpen en Brussel laten duidelijk zien hoezeer het
gemiddelde inkomen in beide steden de laatste vijftien jaar vele percenten
achteruit is gegaan ten opzichte van het Vlaams of Belgisch gemiddelde.
Politiek kon de cocktail van dit
alles niet anders dan explosief worden, wat nu inderdaad helemaal blijkt. En
dus zal men moeten afstappen - zoals ook de Duitse sociaaldemocraten vandaag
onderkennen - van de praktijk dat de humanitaire toegang het enige migratiekanaal
is naar Europa, eentje zonder plafond en hoe dan ook veel te ruim
geïnterpreteerd, onder meer door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Canada wijst daar, al langer dan vandaag, de weg, met goed georganiseerde en
jaarlijks geplafonneerde economische, zowel als humanitaire migratie.
De combinatie van de twee problemen
- migratie en vrijhandel - heeft, samen met de economische stagnatie, ook de
sociale problematiek van de werknemers met de laagste lonen verscherpt. Die
waren in West-Europa al voor een goed stuk uit de markt geprijsd door de
goedbedoelde minimumlonen en dus gedoemd op sociale uitkeringen te leven, al
dan niet aangevuld met een bescheiden zwart inkomen. De massale migratie van
jonge mannen op zoek naar werk die met een vermeend humanitair motief in onze
samenleving erkend worden heeft dat probleem verscherpt: illegaal of onder het
minimumloon kunnen ze werk vinden, legaal ligt het loon voor hen minstens
initieel te hoog om aangeworven te worden en geïntegreerd te geraken. Afdingen
op het minimumloon - ook tijdelijk - kan hen helpen, maar riskeert nog verder
de autochtone laaggeschoolde werknemers uit de markt te prijzen. Dat blijkt nu
al bij de jongeren in Nederland die tussen 17 en 21 tegen 60 tot 90 % van het
minimumloon kunnen werken.
Daar bovenop ent zich, steeds
scherper, de digitale revolutie, die allerlei nieuwe vormen van automatisering
mogelijk maakt, wat in de Verenigde Staten er al toe leidt dat de economische
groei niet meer evenredig veel nieuwe banen oplevert. Voeg daar de toenemende
flexibiliseringsdruk aan toe - die in bepaalde opzichten een zegen voor de
werknemer kan zijn, maar in onze buurlanden ook tot forse nieuwe uitwassen van
regelrechte uitbuiting leidt - en je hebt alles samen een al
reuzengroot en nog steeds groeiend sociaal probleem van laaggeschoolde arbeidskrachten, dat je zeker niet
oplost met alleen maar meer sociale zekerheid.
Diehards
Barack Obama erkende tijdens zijn
bezoek aan Duitsland deze week in een tv-interview dat veel kiezers die
verandering wilden in 2008 en daarvoor op hem hadden gestemd, nu waarschijnlijk
met hetzelfde motief voor Trump hebben gekozen Ideologie speelt hoe langer hoe
minder een rol in de keuze van elke kiezer. Essentieel is het buikgevoel of men
de dingen grotendeels wil laten zoals ze zijn, dan wel ze wil veranderen.
Misschien is dat wel de grootste
impuls achter het populisme. Het moet anders, economisch uiteraard, maar ook in
de aanpak van veel maatschappelijke problemen. De kritiek die daarbij uitermate
virulent aan het adres van de heersende politici wordt geuit - en waar ook
Trump in zijn campagne uitermate goor in was - vertaalt een heftig en niet eens
onterechte frustratie om de dingen ook echt te zien veranderen. De traditionele
partijstructuren lijken steeds meer op afgesloten paleizen waarbinnen ieder
vooral met zijn eigen carrièreplanning bezig is. Tegelijk groeien de
blokkeringen in het beleid, van het totale onvermogen om het
mobiliteitsprobleem aan te pakken, tot de vaststelling dat de armoede maar
blijft stijgen, ook al maken sociale uitgaven in de meeste regeringsbudgetten
inmiddels de helft van het geheel uit.
De hoop is dat we misschien toch
over een decennium of zo kunnen terugkijken op een periode na 2016 waarin grote
vernieuwingen werden doorgevoerd. Dat moet dan
een beter geregelde migratie opleveren. Of lagere sociale bijdragen,
beter onderwijs, en gerichte herscholing voor laaggeschoolden in de
arbeidsmarkt. Dat zal waarschijnlijk naar een pauze in de rush naar meer vrijhandel leiden en
in het minst slechte geval een terugkeer van bescheiden protectionistische
maatregelen, zonder daarom de economie als geheel te ontwrichten (zoals in de
periode 1875-1895 in Europa).
‘Populisme
stelt de westerse democratie voor de grootste uitdaging sedert de economische
en politieke crisis van de
jaren
dertig van vorige eeuw’
Misschien moeten we ook naar een
sociale zekerheid evolueren met een overheidsbescherming tegen armoede en
privé-bescherming tegen de rest van het inkomensverlies (en in verhouding tot
het inkomen), naar een armoedebeleid dat lokaal wordt gevoerd en daardoor veel
meer geïndividualiseerd kan zijn, naar een hervormd ontwikkelingsbeleid (dat nu
groeiende kritiek krijgt uit Afrika), naar milieuwetgeving waarvan de kostprijs
(bijvoorbeeld bij het bouwen van huizen) ook bekeken wordt naar de lagere
inkomens toe.
Nog denkbaar zijn een Europese Unie
die bescheidener wordt in haar bevoegdheden, misschien zelfs terug kleiner,
maar dan wel met een verkozen federale regering. Of een terug volop door de
overheid gestimuleerd investeringsbeleid in woningen en infrastructuur, een onderwijs
dat de mogelijkheden van het internet om de muren van de klaslokalen te
doorbreken volop mee neemt, of een versterking van het gezag van de uitvoerende macht en tegelijkertijd meer
raadplegingen van de burgers. Finaal is ongetwijfeld nood aan het voorbereiden
en doorvoeren van de maatschappelijke omwentelingen die technologische
vernieuwingen als 3D-printing, elektrische en zelfrijdende wagens, persoonlijke
vliegtuigjes, of internet-shopping vandaag al mogelijk maken.
Populisme stelt de westerse
democratie voor de grootste uitdaging sedert de economische en politieke crisis
van de jaren dertig van vorige eeuw. De neigingen tot racisme, egoïsme en
nationalisme zijn onmiskenbaar. Daartegen meteen een beschot optrekken zal
alleen maar tot een verscherping van die tendens leiden. De politieke kunst van
de komende jaren bestaat er in terug aanhang te vinden bij die kiezers die uit
begrijpelijke ontevredenheid mee voor de populisten kiezen, maar daarom geen
diehards inzake racisme, nationalisme en egoïsme moeten zijn, worden of blijven.