Friday 12 August 2016

De stagnatie van het Westen (1)




Veel mensen zijn het gewoon beu nu al decennia lang te moeten aanhoren dat globalisering en concurrentie allen ten goede komen’, zo verklaarde Sigmar Gabriël, de voorzitter van de Duitse sociaaldemocratische SPD en vicekanselier in de regering in Berlijn, donderdag in een kranteninterview. Daarmee uit ook hij zijn twijfel of verdere globalisering van de wereldeconomie wel meer welvaart zal opleveren, zoals beloofd. Hij is zeker niet de enige.

 ‘Blijkbaar heerst de indruk dat het in dit land er niet fair en rechtvaardig aan toe gaat’, zei Gabriël nog, tegenover de Berliner Zeitung. ‘En het moet linkse partijen toch ongerust maken waarom de Alternative für Deutschland (de rechts-populistische partij die in maart tussen 15 en 25 % van de stemmen binnenrijfde in enkele deelstaatverkiezingen) er in slaagt dit gevoel aan te spreken….’

 ‘De mensen maken het mee dat er voor een redelijk pensioen of voor de hervorming van het onderwijs geen geld is, maar dat we wel miljarden hebben om banken te redden’, aldus nog Gabriël. Er zal in die uitspraken van de vermoedelijke kanselierskandidaat al wel een begin van electoraal opbod zitten voor de Bondsdagverkiezingen van september 2017. 

 Maar ze verbazen niet. Het is zelfs logisch dat een sociaaldemocratische partij als de SPD de globalisering in vraag stelt, als dit een van de drie grote thema’s is – naast immigratie en een afkeer van het establishment – waarmee rechts-populistische partijen en politici, van Le Pen over Farage tot Trump, overal in de westerse wereld scoren bij de kiezer.

Crash

 De vraag is natuurlijk of hij, en ook al die rechts-populisten, gelijk hebben met de globalisering in vraag te stellen. Vrijhandel, de afbouw van handelsbarrières en het openen van de grenzen hebben sinds 1945 de krachtigste impulsen gegeven aan de economische groei en de welvaart in de wereld. Ze zijn tot op heden de enige methode gebleken om een meerderheid van mensen uit de dagelijkse strijd om voedsel, kleding, woning en gezondheid te halen. 

 Dat lukte in de jaren tien en twintig van vorige eeuw al in de Verenigde Staten, in West-Europa in de jaren vijftig en zestig, en sinds de jaren tachtig in grote delen van Zuid-Oost-Azië, Latijns-Amerika en Centraal- en Oost-Europa. Vandaag volgen China en India, en zelfs al enkele landen in Afrika die weg.


'De impulsen van vrijhandel en globalisering geraken blijkbaar onderworpen aan de wet van de dalende meeropbrengsten, zeker in de gebieden die er het snelst mee begonnen zijn'


 Staat die vaststelling buiten kijf, dan geraken de impulsen van die vrijhandel en globalisering blijkbaar danig onderworpen aan de wet van de dalende meeropbrengsten, zeker in de gebieden die er het snelst mee begonnen zijn: de Verenigde Staten en West-Europa. De economische groei is daar al beginnen vertragen in de jaren zeventig van vorige eeuw, en bedraagt sedertdien gemiddeld tussen 2 en 3 % reëel per jaar in Amerika, en tussen 1 en 2 % in Europa. West-Europa vertraagt nog het sterkst: de 15 landen die tot 2004 de Europese Unie vormden, zagen hun per capita inkomen tussen 1950 en 1980 stijgen van 50 % van het gemiddelde in de VS tot 70 %. Inmiddels is dat weer gedaald tot ongeveer 63 %.

 De financiële crisis van 2008 heeft aan die vertraging een fameuze klap bovenop toegediend. De meeste banken werden weliswaar gered, zodat daar relatief weinig geld verloren ging, maar de Amerikaanse en Europese beurzen zagen tussen oktober 2007 en maart 2009 het verhandelde kapitaal krimpen tot een waarde van 40 % van anderhalf jaar voordien. De Amerikaanse Dow Jones Index noteert inmiddels al weer een stuk boven het niveau van 2007, de Euronext 100 daarentegen blijft daar vandaag nog altijd 20 % onder.

 De financiële klap van 2008 – de grootste uit de geschiedenis, zei toenmalig Fed-voorzitter Ben Bernanke - en de daaruit voortvloeiende onzekerheid duwden zowel de Verenigde Staten als de Europese Unie in een diepe recessie een jaar later, met respectievelijk min 3 en min 4 % voor heel 2009.  Met een jaarlijkse groei tussen 1,5 en 2,5 % vanaf 2010 maakten de VS die achteruitgang al in 2012 goed. 

 Europa, dat in dat laatste jaar door de Eurocrisis een nieuwe korte recessie kende en gemiddeld maar met 1 % groeit sinds 2010, moest wachten tot 2015. De meeste Zuid-Europese landen zijn nog altijd onder hun welvaartsniveau van 2007, en krijgen, nu de Brexit de Britten een derde recessie sinds 2008 oplevert, eind van dit jaar mogelijk het gezelschap van Groot-Brittannië.

Deflatie  


Daar bovenop kwam een grote vertrouwenscrisis natuurlijk. Al die schitterende bankiers die voor 2007 de hemel in geprezen werden in de financiële pers en die belegger en spaarder inderdaad jarenlang stevige rendementen hadden aangereikt, bleken zo kwetsbaar voor de hebzucht van hun aandeelhouders dat ze zich collectief als lemmingen naar de afgrond van de onverantwoorde risico’s hadden gestort.

 De kleine kiezer-spaarder, die overigens even blind hebzuchtig was geweest, eiste woedend dat er koppen rolden. Maar de politieke wereld, die terecht met immense miljarden bijsprong in de uren dat de vloer uit het huis ging, bleek niet sterk genoeg om nadien rekenschap te vragen, zodat de rotte plekken, zeker in Europa, nooit werden aangepakt. Een financiële crisis met beurscrash, zo leert de geschiedenis, heeft vaak tien jaar nodig om uitgezweet te geraken.

 Dat laatste zou het eigenaardige fenomeen kunnen verklaren dat de economieën noch in Europa, noch in de VS – en anders dan de financiële markten – echt weer aantrekken. In Amerika zijn er veel nieuwe bedrijven en sectoren, gebaseerd op internet en andere nieuwe technologieën, die wel degelijk verhoogde productiviteit en groei leveren, maar die amper de stagnatie elders compenseren.



'De politieke wereld, die terecht met immense miljarden bijsprong in de uren dat de vloer uit de banken ging, bleek niet sterk genoeg om nadien rekenschap te vragen, zodat de rotte plekken, zeker in Europa, nooit werden aangepakt'



 Er ontstaat zelfs een toenemende kloof tussen regio’s en steden die zienderogen vooruitgaan en andere die stagneren of verkommeren (vergelijkbaar met de diepe kloof tussen Londen en de rest van Groot-Brittannië). In Europa zijn die nieuwe groeibedrijven te zeldzaam om de stagnatie en achteruitgang elders te compenseren.

 En dus wordt er geld opgepompt. Niet zozeer met begrotingsdeficits, omdat die al werden opgedreven in de bankcrisis, wel met geldcreatie door de Europese Centrale Bank en de Bank of Japan, of – in een zachtere versie – met blijvend lage rentevoeten bij de Federal Reserve. In Europa en Japan is de intrestvoet op spaartegoeden op korte termijn zelfs tot nul teruggebracht of negatief. 

 Maar toch leidt dit niet meteen tot het versluizen van al die tegoeden naar investeringen. De centrale bankiers en de economisten klinken steeds minder zeker van hun stuk, bevinden zich hoe dan ook op historisch gesproken onbekend terrein, en vragen nu vooral nog een beetje geduld.

 Een deel van het mysterie is de niet echt verklaarde deflatoire druk op de westerse economieën. Japan kent die al vijf en twintig jaar, sinds de crash van de vastgoed-bubbel van eind de jaren tachtig. Europa ondergaat die sinds een jaar of vier. De Verenigde Staten hadden er vorig jaar even mee te kampen – inflatie op niveau 0 – maar zitten sinds begin dit jaar weer boven één. De daling van de grondstoffenprijzen, en dan zeker olie, verklaart die laatste.

 Lage groei genereert natuurlijk geen inflatie en dus ook geen druk op de interesten. Maar dat vraagt dan weer een verklaring waarom die groei zo laag blijft en geldcreatie niet helpt. Japan doet het laatste, en voegt daar zelfs bakken overheidsmanna aan toe, met een globale schuld die gestegen is van 60 % bbp in 1989 naar 235 % vandaag (anderhalf keer het peil van Griekenland toen daar de  Eurocrisis uitbrak). De Verenigde Staten evolueerden overigens ook van 65 % bbp in 2007 naar een stabiele 105 % vandaag, terwijl de eurozone in dezelfde periode van 65 naar 90 % ging.


Vergrijzing


  Het is op dat punt dat de economische wetenschap in de mist tast, en op zoek gaat naar wankele nieuwe verklaringen. Een ervan is die van verborgen groei. Het leven lijkt voortdurend duurder te worden,  bijvoorbeeld bij de bouw van een woning of de aankoop van een voertuig. Maar dat is relatief: in dat voertuig en die woning zit tweemaal zoveel gesofisticeerd materiaal als twintig jaar terug. En daarnaast zijn heel veel zaken merkbaar goedkoper geworden: reizen per vliegtuig, dagelijkse kledij, brandstofverbruik (zeker in volume), communiceren, lezen of muziek beluisteren, electronica en huishoudtoestellen.

 Het zijn dus vooral onze aanspraken als consument die duurder worden. Daarnaast is bij de overheid, zowel in belastingen als in het aanrekenen van diensten, de kost blijven stijgen, mede ook onder druk van gestegen aanspraken. Dat feitelijk goedkoper worden van delen van het dagelijks leven zou zich overigens maar ten dele reflecteren in de statistische maatstaven als het bbp, omdat die nog te weinig incalculeren welke productiviteitsverhogingen – ook buiten het bedrijfsleven om - bijvoorbeeld het internet met zich meebrengt (denk aan de effecten van Airbnb, Uber of Amazon). Daarom spreekt men van verborgen groei.

  Anderen gaan de vergrijzing centraal stellen. De westerse wereld heeft vandaag een bevolkingspiramide met een zware top van 60 plussers op een smalle basis van kinderen – zeker in landen waar amper migratie optreedt zoals Japan (waar de bevolking sinds 2000 stagneert op 127 miljoen inwoners). Ouder wordende mensen hebben hun huis al, ruilen hun monovolume met kinderen in voor een gewone personenwagen, starten geen zaak meer op, leggen terug geld opzij om zeker te zijn van het rusthuis. En dus wordt er minder geïnvesteerd.



 'Secular stagnation' suggereert dat we vertrokken zijn voor een langdurige periode van stagnatie en zwakke groei, die een dynamiek op zichzelf zou kunnen worden, omdat kapitaal in de kous blijft als er geen rendement meer te verwerven is'



 Het fenomeen is misschien zelfs breder dan dat: knelpunten in de samenleving nopen tot minder spenderen en investeren, zoals minder grote tuinen omdat er geen tijd is om ze te onderhouden, minder grote huizen en scholen, omdat er minder kinderen zijn, minder snelle wagens omdat we toch veelal file hebben, minder fors eten en drinken – laat staan de voormalige zware uitgavenpost van rookgerei - omdat de gezondheid primeert.


Sinds 1750


 Sommigen zoeken brede maatschappelijke vertragingselementen. De tijd van grote expansie in het onderwijs, waarbij gedurende een half dozijn decennia steeds meer jongeren steeds hogere diploma’s haalden, is voorbij en dus gaat daar geen productiviteitsverhoging meer vanuit. De (vanwege de paniekreactie overdreven) strengere regels voor banken sinds 2009 bemoeilijken de kredietverlening en maken het effect van de geldcreatie teniet. De hogere scheidingscijfers van de laatste veertig jaar zouden de kosten-efficiëntie die in elk gezin stak globaal hebben teruggeschroefd. Ongetwijfeld – maar weinig gezegd – remt migratie die in hoofdzaak caritatief is zeker in de eerste jaren ook de groei van het per capita inkomen af.

 Finaal is er vooral teveel cash geld, en te weinig mogelijkheden om het zijn weg te laten vinden naar echt nieuwe investeringen, zegt Larry Summers, de laatste minister van Financiën van Bill Clinton, die daarvoor de oude term ‘secular stagnation’ (nog het beste vertaalbaar als ‘uitzonderlijke stagnatie’) heeft opgefrist.

  Het woord suggereert dat we vertrokken zijn voor een langdurige periode van stagnatie en zwakke groei, die een dynamiek op zichzelf zou kunnen worden, omdat kapitaal in de kous blijft als er geen rendement meer te verwerven is.  De oorlogen buiten beschouwing gelaten heeft de westerse wereld een periode van stagnatie die langer duurde dan tien jaar niet meer gekend sinds pakweg voor 1750.

 De komende twee of drie jaar – wanneer de bankcrisis tien jaar oud zal zijn – worden dus ontzettend boeiend voor economisten, en zijn sowieso al spannend voor de burgers in het westen en hun politieke verlangens. Herstelt de economie haar oude gedrag, zoals pakweg in de jaren negentig en de jaren tot 2007, met reële groei van toch wel 1 à 2 % per jaar, iets waarvoor de zich als veelbelovend aankondigende technologische evolutie van het komend decennium zou moeten zorgen? Of wordt het langdurig kwakkelen, met alle gevolgen van dien voor de al verzwakkende positie van het westen in de wereld (waarop we in een later artikel willen ingaan)? De kwestie is fundamenteel, want finaal raakt ze de vraag of de kinderen van vandaag het – zoals bij elk van de vorige generaties - beter zullen hebben dan wij, of niet.








No comments:

Post a Comment