Friday 2 December 2016

Primaries en de vernieuwing van de democratie






 De verrassende verkiezing van François Fillon tot de kandidaat van rechts bij de Franse presidentsverkiezingen van 23 april en 7 mei van volgend jaar, en de even verrassende abdicatie als kandidaat van zetelend president François Hollande donderdag, lijkt onze zuiderburen definitief te hebben overtuigd van het nut van zogenaamde primaires, of voorverkiezingen. Die zijn zo genoemd naar de primaries in de Verenigde Staten. Frankrijk gaat daarmee in Europa voorop in de noodzakelijke vernieuwing van vermolmde partijstructuren en van de democratie.


 Amper enkele dagen voor de eerste stemronde van de primaires bij rechts in Frankrijk half november, publiceerde ’s lands meest vooraanstaande peilingsinstituut Ipsos een uitgebreide analyse van de achterliggende tendensen in de peilingen rond de verkiezing van een presidentskandidaat bij rechts. Het uitgangspunt was op dat moment nog dat men op een tweestrijd afstevende tussen gewezen president Nicolas Sarkozy, de partijvoorzitter van Les Républicains, en Alain Juppé, de gewezen premier van Jacques Chirac. Wie de analyse nu leest, krijgt de onweerstaanbare indruk dat de vele peilers en marketeers in deze wereld zich best een jaar of wat stilhouden om de premissen van hun stiel weer op te frissen. Anders zullen zij spoedig tot het gild der kwakzalvers, roedewichelaars en gewone oplichters gerekend worden, ditmaal definitief.

 Voor de politologen daarentegen breken boeiende tijden aan, voor zover zij uiteraard nog met de essentie van hun wetenschap - het analyseren en detecteren van de diepere structuren achter de politiek - bezig zijn. François Fillon heeft immers andermaal onderstreept wat het nut van voorverkiezingen zijn: je belet dat iemand met het partij-apparaat in zijn of haar greep – en dus vaak ook de interne en externe geldstromen van de partij - de schijnbaar democratische interne aanwijzing van de kandidaat volledig naar zijn of haar hand zet, om zichzelf te laten verkiezen. Dat leidt dan soms tot een totaal wereldvreemde miscast, waarbij de kandidaten voor lagere functies toch de verkeerde kandidaat hebben gekozen, omdat die hen op tijd deed delen in de centen om ook hun campagne te financieren.

 Partijstructuren in heel West-Europa staan precies daarom zo op de tocht. Na zeventig jaar ononderbroken democratie zijn het machtsapparaten geworden die zoals het hof van de laatste keizers van China vooral met zichzelf bezig zijn. De grote volkspartijen van weleer, de sociaaldemocraten en christendemocraten/conservatieven zijn in Noordwest-Europa - Groot-Brittannië, Scandinavië en de Lage Landen - al twintig jaar aan forse erosie toe. Die trend breekt inmiddels ook in Zuid- en Centraal-Europa door.


‘Peilers en marketeers in deze wereld zouden zich best een jaar of wat stilhouden om de premissen van hun stiel weer op te frissen. Anders zullen zij spoedig tot het gild der kwakzalvers, roedewichelaars en gewone oplichters gerekend worden, ditmaal definitief’



 Kleinere gevestigde partijen zoals liberalen en groenen zijn in hetzelfde bedje ziek en stagneren in het beste geval. Nieuwe populistische partijen - soms met blauwe roots (Wilders), soms met conservatieve (Farage) of groene (Beppe Grillo), vaker met bruine (Le Pen, Alternative für Deutschland, Vlaams Belang) - nemen het vacüum in. Daarbij maken zij via de Facebooks, Youtubes en Twitters van deze wereld vrolijk gebruik van het doorbreken van het monopolie van de klassieke, en vaak toch nog altijd een beetje verzuilde media.

 De twee uitersten ziet men deze dagen. Donald Trump heeft in de Verenigde Staten na de meest onwaarschijnlijke campagne sinds de onafhankelijkheidsverklaring het Republikeins partij-apparaat dat hem uitspuwde opgerold, zodanig dat de tenoren die hem nog voor enkele maanden bestreden nu de Canossa-gang naar de Trump Tower doen om genade en een baan af te smeken. Angela Merkel daarentegen heeft zichzelf verleden week verrassend vroegtijdig als kanselierskandidaat voor de Bondsdagverkiezingen van september 2017 opgedrongen aan de CDU, waarvan zij de partijvoorzitter is. Op die manier staat elke potentiële dissidentie meteen voor een torenhoge horde.

 Merkel wist de afgelopen twaalf jaar systematisch elke rivaal uit te schakelen die dreigde door te groeien in de CDU. Het wordt haar vierde campagne en, al haar verdiensten in het verleden ten spijt, haast zeker die ene teveel. Iedereen in september, in de eerste plaats in de eigen partij, zal haar afrekenen op de vergelijking met haar nipt gemiste absolute meerderheid van 2013. Maar potentiële jongere talenten hebben geen primaries om haar nu uit te dagen. Ze kunnen dat dus enkel door tegen de partij-structuren in te gaan en de partij dus te verdelen in de aanloop naar verkiezingen. Wachten tot de oude tante door de kiezer wordt ondermijnd is dan snel de keuze van het minste kwaad, zoals met Helmut Kohl gebeurde in 1998.


Valls


 In Frankrijk, waar partijpolitiek altijd nadrukkelijker op een combat des chefs geleken heeft dan elders in Europa, schijnt men die problematiek van vermolmde partijdemocratie al langer door te hebben. Charles Pasqua, de zuiderse rivaal van Jacques Chirac destijds, propageerde al primaires in de jaren negentig. Hij ving toen bot, met een idee dat in het Frankrijk van de vroege jaren negentig nog veel te Amerikaans leek, en omdat Chirac, die het partij-apparaat beheerste als geen ander, dat niet wilde.

 Het was daarom aan de PS om het eerste experiment te doen, in 2006. Iedereen die de 20 euro aan partijlidmaatschap dat jaar had betaald, mocht meedoen. Ségolène Royal, een outsider die na een reeks tv-debatten de leiding nam in de peilingen, haalde het toen onverwacht en ruimschoots in de eerste stemronde (60 %). Ze liet partijcoryfeeën als Laurent Fabius en Dominique Strauss-Kahn het nakijken.

 De PS hernieuwde en verruimde het experiment in 2011. Toen was het François Hollande, de gewezen partijvoorzitter (en ex-partner van Royal), die het haalde van zijn opvolgster Martine Aubry, eerst met 39 %, dan met 57 % van de stemmen. Vooral nieuw was het idee, uitgewerkt door nationaal secretaris Arnaud Montebourg, om de verkiezing open te stellen voor al wie minstens 1 euro wilde betalen, en een beknopt charter met linkse waarden ondertekende. De bedoeling was op die manier een kandidaat te selecteren die kon zeggen dat hij de keuze vertegenwoordigde van al wie links dacht. Inderdaad namen in totaal 2,7 miljoen Fransen aan de verkiezing deel.


Mocht naast Fillon ook Valls winnen, ongetwijfeld de twee sterkste politieke persoonlijkheden in Frankrijk vandaag, dan is veel minder zeker dat Marine Le Pen, de leidster van het Front National, de 2de stemronde zal halen die tot nog toe als zekerheid voor haar gold’



 Nu, in november, heeft dus ook rechts Frankrijk een primaire’ gehouden. De grootste rechtse partij, Les Républicains, opteerde daarvoor nadat in 2012 een voorzittersverkiezing binnen de partij - tussen toenmalig voorzitter Jean-François Copé en François Fillon - op een uiterst nipte uitslag was geëindigd. Dat had toen tot wederzijdse beschuldigingen van manipulatie geleid en een scheuring die een jaar aansleepte. Een tweede reden was dat in 2014, na de afgang van Copé, Nicolas Sarkozy terug voorzitter werd. Dat was voor al zijn potentiële rivalen voor het ambt van president reden genoeg om het systeem van voorverkiezingen te aanvaarden.

  Bij die verkiezingen op 20 en 27 november won Fillon, met eerst 44 daarna 66 % van de stemmen. De interne stembusslag, die georganiseerd werd in samenwerking met twee oude kleine centrum-rechtse partijen, de christendemocraten en de partij van zelfstandigen en boeren, stond open voor eenieder die 2 euro stortte en een (uitermate vaag en beknopt) ‘charter voor de verandering’ ondertekende. In totaal 4,3 miljoen Fransen namen deel aan de eerste ronde, nog eens honderdduizend meer aan de tweede, het equivalent van 12 % van de kiezers die in 2012 deelnamen aan de presidentsverkiezingen.

 Ook de PS plant opnieuw primaires, die in samenwerking met twee kleinere groene partijen en onder de hoofding ‘primaire de la Belle Alliance populaire’ openstaan voor heel links, op basis van hetzelfde systeem als in 2012. De herhaling van toen was niet vanzelfsprekend, gezien de partij nu de zetelende president levert. Maar François Hollandes desastreus lage scores in de opiniepeilingen brachten de PS er begin dit jaar toe toch weer voor voorverkiezingen te opteren. Hollande trok er op 1 december zijn conclusie uit: hij is de eerste zetelende president van de Vijfde Republiek die afziet van een kandidatuur voor een tweede ambtstermijn.

  Daarmee lijkt de weg vrij voor eerste minister Manuel Valls, 54 nog maar, en ooit de kampioen van de populariteitspolls. Sedert hij in 2014 eerste minister werd, is zijn reputatie wel wat beschadigd, maar toch is hij de favoriet voor de primaires van links. Valls was in 2011 al kandidaat tegen Hollande. De verkiezing vindt plaats op 22 en 29 januari, dus drie maanden voor de eigenlijke presidentsverkiezingen.

 Mocht naast Fillon ook Valls winnen (beiden samen op de foto hierboven), ongetwijfeld de twee sterkste politieke persoonlijkheden in Frankrijk vandaag, dan is veel minder zeker dat Marine Le Pen, de leidster van het Front National, de tweede stemronde zal halen die tot nog toe als zekerheid voor haar gold. Het systeem van voorverkiezingen zou in dat geval tot een wel erg spectaculaire vernieuwing hebben geleid.


Internet


 Voorverkiezingen op dergelijke schaal organiseren, en met dergelijke opkomsten, is natuurlijk geen kinderspel. Thierry Solèr, de man die het systeem bij Les Républicains op poten zette, slaagde er uiteindelijk in 10.000 stemlokalen gedurende twee zondagen open te houden, met 80.000 vrijwilligers. Bovendien was er een systeem van controle door afgevaardigden in dienst van elke kandidaat. Besloten werd immers om louter met papier te werken, met enkel mogelijkheid tot elektronische stemming bij de Fransen in de overzeese gebieden.


‘De wijze waarop de kandidaten de vermoedelijk niet geringe kosten van een lange campagne financieren, is voorlopig een in stilzwijgen gehuld mysterie’


 De transmissie van de uitslagen gebeurde wel elektronisch, direct naar een nationaal hoofdkwartier, om te vermijden dat nog eens bijkomende structuren op departementaal niveau moesten worden uitgebouwd. De hele organisatie kostte Les Républicains naar eigen zeggen 8 miljoen euro. Maar met tweemaal 4 miljoen kiezers die telkens twee euro afdroegen, is er forse winst gemaakt.

 In de Verenigde Staten is het systeem van voorverkiezingen om de kandidaten voor de eigenlijke verkiezingen aan te duiden dermate op alle niveaus ingeburgerd, dat in vele staten de overheid zelf die taak waarneemt. Dat maakt het betrouwbaar karakter ervan en de bewaking tegen manipulatie tot een zaak van de wetgever, ook al moeten de kiezers in eerste instantie hun partijvoorkeur registreren vooraleer ze kunnen stemmen. Dat laatste verloopt soms via zeer openlijke inschrijvingen, soms meer anoniem bij de keuze in het stemhokje zelf. Een financiële bijdrage wordt niet gevraagd.

 De VS kennen daarbuiten ook nog andere systemen van voorverkiezingen, tot en met de klassieke caucus, de bijeenkomst van de partijleden die dan de kandidaat voor de verkiezingen aanwijst via een interne stemming. Voor de voorverkiezingen voor de presidentsverkiezingen geldt overigens hetzelfde systeem als in de stembusslag zelf: in elke staat kiezen de partijen kiesmannen met een politieke voorkeur die dan op het nationaal congres – vorige zomer in juli eerst bij de Republikeinen in Cleveland, dan bij de Democraten in Philadelphia – voor hun kandidaat stemmen.


‘We evolueren in de westerse democratieën steeds meer naar politieke besluitvorming waarbij de media, de partijen en het parlement als tussenschakels minder relevant worden’


  Voorverkiezingen, zoals die waartoe nu ook Frankrijk zich bekeert, dragen duidelijk bij tot een democratisering en dus heropfrissing van het veelal vermolmde partijleven in de westerse democratieën. Voorlopig zijn ze vooral opvallend aanwezig in systemen met een meerderheidsstelsel – en dus de keuze van slechts één kandidaat per partij of tendens – maar ook voor de samenstelling van lijsten in stelsels van evenredige vertegenwoordiging kan men dergelijke procedures uitdenken. De sleutel is en blijft de mogelijkheid om kiezers van buiten de kern van traditionele partijleden aan te trekken, bij voorkeur zelfs met een iets hogere bijdrage dan 2 €, om zeker te zijn dat er niet teveel ‘gekochte kiezers’ worden uitgestuurd.

 Uiteraard blijven er risico’s van manipulatie, zeker als er geen overheidscontrole bij te pas komt. François Fillon heeft misschien nog het meest zo verrassend kunnen winnen omdat hij sedert drie jaar heel het land rondrotst, zich overal laten zien heeft, en op die manier waarschijnlijk het best de dynamiek van voorverkiezingen begrepen heeft. Zijn aanhangers en die van de andere tenoren hebben in de aanloop naar de primaires ook homerische discussies gevoerd over de locaties van de 10.000 verkiezingsbureaus, in de overtuiging dat er voor elk van de kandidaten locaties waren die hen meer konden opbrengen en andere minder.

  De wijze waarop de kandidaten de vermoedelijk niet geringe kosten van een lange campagne financieren, is voorlopig een in stilzwijgen gehuld mysterie – al blijft de grootste impact uiteraard uitgaan van de kosteloze tv-debatten in de week voor de stembusslag. Tenslotte is er ook wel wat discussie geweest over de mogelijkheid dat linkse kiezers aan de keuze van de kandidaat van rechts hebben deelgenomen. Dat fenomeen zou volgens peilingen – maar wat zijn die nog waard – zelfs tot 20 % van de deelnemers hebben kunnen oplopen. Het effect daarvan is echter te verwaarlozen, in de mate dat die linkse kiezers niet allemaal dezelfde strategie volgen, en ook omdat het in wezen geen kwaad kan dat een deel van de kiezers een indicatie oplevert over het vermogen van de kandidaat om buiten de eigen partijrangen te scoren.

 Heel veel discussie is er bij Les Républicains geweest rond het gebruik van elektronische stemmen, via identificatie en online stemmen op het internet. Uiteindelijk werd van die methodiek afgezien, vermoedelijk ook omdat toenmalig partijvoorzitter Sarkozy vreesde dat elektronisch stemmen drempelverlagend zou werken naar kiezers van buiten de partij toe, die eerder geneigd leken te zijn voor de meer gematigde Juppé te kiezen.

 De Baltische staat Estland gebruikt al vele jaren tot eigen tevredenheid het internet om met inzet van de eigen elektronische identiteitskaart het stemmen van thuis te vergemakkelijken bij alle mogelijke verkiezingen. Toch zijn er op dat systeem nog vele kritieken. Zo zou de mogelijkheid van niet-ict-geschoolde getuigen om te kunnen nagaan of hun kandidaat bij de telling niet benadeeld wordt uitermate beperkt zijn. En analyses leren dat bij internet-stemmen de opkomst in gebieden met veel hooggeschoolden hoger ligt dan bij laaggeschoolden, wat op een drempel-effect zou kunnen wijzen.

 Toch lijken dat geen fundamentele bezwaren, en zal het internet vroeg of laat wel doorbreken als gemakkelijke techniek om te stemmen – en zelfs vele malen per jaar te stemmen. Op die manier zal het op zijn beurt bijdragen tot een veel frequenter en intenser raadplegen van de burger, die daar in wezen, via zijn populistische stemming en zijn gedrag op sociale media, ook steeds nadrukkelijker om vraagt.


Versailles


 We evolueren in de westerse democratieën steeds meer naar politieke besluitvorming waarbij de media, de partijen en het parlement als tussenschakels minder relevant worden. Donald Trump heeft in een weliswaar karikaturale versie al bewezen hoe dat wel degelijk mogelijk is. Verdwijnen zullen die media en partijen niet, maar hun invloed zal ongetwijfeld gevoelig afnemen. Hetzelfde kan straks misschien ook gezegd worden van parlementen, als de versnippering van het partijlandschap blijft toenemen, en als we, zoals Zwitserland, naar een systeem zouden evolueren waarbij het parlement in hoofdzaak de medespeler en uitvoerder is van referenda en volksraadplegingen.

 Het is een fascinerend gegeven. Sinds de democratie ongeveer een eeuw geleden in beginsel voltooid werd met de invoering van het algemeen stemrecht, is die democratie in zekere zin ook altijd geleid gebleven. De burger-kiezer beslist niet zelf, maar via verkozen vertegenwoordigers die hij of zij een mandaat van vier of vijf jaar meegeeft. De burger-kiezer stelt niet zelf de regering samen, maar via partijen die een ideologie en een programma aan de man brengen, waarbij de individuele kandidaten, zo zegt men toch, minder belangrijk zouden zijn. De burger-kiezer tenslotte leefde in een maatschappij waar de informatie nog schaars was, en media ze professioneel moesten verzamelen om ze te kunnen doorgeven.


‘De burger-kiezer die tot voor kort met een ankervast paternalisme bestuurd werd en vooral niet zijn gedacht werd gevraagd, krijgt plots veel meer hefbomen om zijn bestuur te beïnvloeden’


 Twintig jaar geleden schreef de nagelnieuwe partij van Guy Verhofstadt, de Vlaamse Liberalen en Democraten, in een van haar vele onbewaakte voluntaristische momenten ook het princiep van primaries in haar statuten in. Bij de praktische uitvoering daarvan bleek die ambitie toen nog niet waargemaakt te kunnen worden. De partij werd wel de eerste om via min of meer in het openbaar gehouden – maar vaak ook nog straf geleide – verkiezingen met meerdere kandidaten haar voorzitter te verkiezen, haar lijsten voor de verkiezingen samen te stellen, of haar partijbestuur.

 Nu, twintig jaar later, beschikt elke kiezer via het internet over een overvloed aan informatiebronnen, als hij ze weet te vinden in de dikke brij van leugens, kwaadsprekerij, vooroordelen en achterklap. Via datzelfde internet kan het niet lang meer duren of hij of zij kan ook wekelijks of zelfs dagelijks om een stemming gevraagd worden. En gezien het steeds tanende niveau van de parlementaire debatten en de macht van die instelling, kan het ook niet lang meer duren eer de representatieve democratie zoiets wordt als het Grondwettelijk Hof: een bescheiden waakhond van een zekere rechtlijnigheid.

 Natuurlijk is die evolutie niet geheel rozengeur en maneschijn. Die burger-kiezer die tot voor kort met een ankervast paternalisme bestuurd werd en vooral niet zijn gedacht werd gevraagd, krijgt plots veel meer hefbomen om zijn bestuur te beïnvloeden. Afgaande op de manier waarop hij of zij plots via de uitermate lage drempel van de sociale media zelf het woord mag en wil voeren, zal hij nog een heel leerproces inzake beschaafde vormen van overleg en compromisvorming moeten doormaken. Daarbij kunnen onderweg nog forse ongelukken gebeuren, misschien wel met de democratie zelf. Die burger-kiezer zal, eens hij met democratie weet om te gaan, dat ook moeten willen, liefst iets gretiger dan de gang met slepende voeten naar het stemhokje gedurende een uur of wat om de twee à drie jaar.

 Aan de richting kan echter niet getwijfeld worden. Het mag dan nog waar zijn, om wijlen Frans Verleyen te parafraseren, dat het twee en een halve eeuw geleden gemakkelijker was om Lodewijk de Zestiende uit zijn kasteel in Versailles te verdrijven dan vandaag een bankier zijn onverdiende bonus af te nemen, toch wordt de lijn naar meer vrijheid en meer democratie, en dus meer macht voor het volk, zoals Verleyen ook opmerkte, finaal altijd maar verder doorgetrokken.

No comments:

Post a Comment